Zoeken op
Sluit dit zoekvak.
Zoeken op
Sluit dit zoekvak.
Zoeken op
Sluit dit zoekvak.

Goed advies betaalt zich altijd terug

Pand van Habermehl

Blog – Box 3 Uitspraken Hoge Raad 6 juni 2024

De Hoge Raad heeft op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in een vijftal zaken in navolging van het zogenoemde ‘kerstarrest van 24 december 2021′.

Uit deze uitspraken van de Hoge Raad blijkt dat voor spaarders en beleggers, indien het werkelijk rendement lager is dan het forfaitair rendement dat de Belastingdienst op grond van de Herstelwet of de Overgangswet heeft berekend, er niet meer belasting verschuldigd is dan over het werkelijk behaalde rendement. De Hoge Raad heeft nadrukkelijk bepaald dat het aan de Belastingplichtige zelf is dit aan te tonen dat hiervan sprake van is. 

Bovenstaande geldt voor de aanslagen die nog openstaan over de periode van 2017 tot en met 2022 waarop de Herstelwet van toepassing was, maar ook voor de aanslagen die worden opgelegd over de periode van 2023 waarvoor de overbruggingswet geldt, tot aan de invoering van het nieuwe systeem de ‘Wet werkelijke rendement Box 3’ (ca. vanaf 2027).

Samenvattend, belastingplichtigen kunnen over de periode 2017- 2022 kiezen uit drie systemen.

  1. Heffing volgens het wettelijk stelsel, zoals dat destijds gold met de vermogensmix.
  2. Heffing volgens de Herstelwet met drie categorieën; banktegoeden, overige bezittingen en schulden.
  3. Heffing over het werkelijk rendement.

Voor de periode vanaf 2023 tot de invoering van de nieuwe Wet Werkelijk rendement Box 3 kunnen belastingplichtigen kiezen uit twee systemen. Deze keuze kan echter pas gemaakt worden bij het indienen van het bezwaar.

  1. Heffing volgens de Herstelwet met de drie categorieën; banktegoeden, overige bezittingen en schulden
  2. Heffing over het werkelijk rendement

Voor fiscaal partners mag elke van de partners kiezen voor zijn eigen systeem. Het is echter nog de vraag hoe het nieuwe model voor het systeem van belastingheffing op basis van werkelijk rendement eruit komt te zien, wat optimalisatie complex maakt.  

Uitgangspunten berekenen van het werkelijk rendement

  1. Bij de vaststelling van het werkelijk rendement moet het hele vermogen met inbegrip van banktegoeden van de belastingplichtige in box 3 worden betrokken. Het betreft dus een vergelijking tussen het werkelijk rendement en het forfaitaire rendement voor alle vermogensbestandsdelen gezamenlijk en niet per vermogensbestandsdeel apart.
  2. De heffing ziet op het nominale Box 3-vermogen. Er mag geen rekening worden gehouden met inflatie.
  3. Er mag geen rekening worden gehouden met een heffingsvrij vermogen.
  4. Anders dan in de vennootschapsbelasting mag er met het positieve of negatieve rendement in andere jaren geen rekening worden gehouden. Met andere woorden: er is geen verliescompensatie van toepassing. Het kan voorkomen dat je in jaar 1 een negatief inkomen kunt hebben en in jaar 2 een positief inkomen. Het inkomen van jaar 2 mag dus niet verlaagd worden met het negatieve inkomen van jaar 1.
  5. Voor het werkelijk rendement wordt niet alleen gekeken naar directe voordelen die uit vermogensbestanddelen worden verkregen zoals huur, rente en dividend, maar ook naar indirecte ongerealiseerde waardeveranderingen in positieve en negatieve zin.
  6. Kosten zijn niet aftrekbaar, wat dogmatisch gezien in het systeem van de vermogensvergelijking niet helemaal zuiver is. Wel mag er rekening worden gehouden met de rente van schulden die tot het vermogen in Box 3 horen.

    Bovenstaande maakt een aantal zaken duidelijk maar levert echter ook vragen op. Hoe bepaal je bijvoorbeeld de waardeontwikkeling van vastgoed? Wanneer zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de vormgeving van Box 3 zou dit voor woningen de waardeontwikkeling van de WOZ-waarde zijn. Dan vormt de stijging van de WOZ het niet gerealiseerde rendement. Als de woning zou worden aangekocht tegen een koopsom die hoger is dan de WOZ-waarde, wat niet ondenkbaar is in deze tijd, of als de woning verbeterd wordt, ontstaat er dan een aftrekbare vordering?

Nog te beantwoorden vragen

Hoewel de Hoge Raad behoorlijk duidelijk was in het arrest van 6 juni 2024, staan er nog een aantal vragen open, waar hopelijk later dit jaar nog een antwoord op komt.

  • Is het gebruik van een tweede woning, die niet wordt verhuurd, ook inkomen dat in Box 3 wordt belast?
  • Moet bijvoorbeeld betaalde rente over 2023 die op 1 januari 2024 wordt ontvangen, gezien worden als werkelijk rendement voor het jaar 2023 of 2024?
  • Hoe moet worden omgegaan met het jaarlijks bepalen van ongerealiseerde waarde mutaties bij incourante zaken zoals deelnemingen in bedrijven van minder dan 5%, vastgoed en beleggingskunst.

Massaal bezwaarprocedure

We zijn nog in afwachting van de uitkomst van de Massaal Bezwaar plus procedure op het antwoord op de vraag of degenen die niet of te laat bezwaar hebben aangetekend over de IB-aanslagen over de jaren 2017-2020 met een box 3 element, toch in aanmerking kunnen komen voor rechtsherstel op grond van het Kerstarrest.

Het gaat zeker nog maanden in beslag nemen voordat er in deze procedures arresten komen.

Rente

De Hoge Raad heeft bepaald dat er geen recht bestaat op rentevergoeding, geen belastingrente en ook geen wettelijke rente, indien een belastingplichtige geld terug krijgt door toepassing van het rechtsherstel. Dit is enkel anders indien de wettelijke rente hoger is dan de belastingvermindering in Box 3.

Te nemen stappen

Wanneer een belastingplichtige een definitieve aanslag ontvangt waarin belasting is geheven over het forfaitaire inkomen en het werkelijke rendement lager is, dan moet er bezwaar worden aangetekend.

Ook is het aan te bevelen dat de belastingplichtige die een definitieve aanslag heeft ontvangen en het vermogen enkel bestaat uit spaartegoeden in Box 3 en waarvan het werkelijk rendement lager is dan het forfaitaire rendement, bezwaar maakt. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de gehele Herstelwet namelijk onjuist is. De staatssecretaris vindt echter dat dit niet geldt voor spaarders. Voor de jaren 2021 en 2022 hebben deze spaarders een forfaitair rendement van nihil, gelet of het tarief dat gold voor banktegoeden. Voor deze jaren hoeft, in geval van een negatief werkelijk rendement, niks gedaan te worden.

Het ministerie heeft aangekondigd binnen een termijn van 8 weken na het arrest te komen met een reactie.

Op het ministerie wordt gewerkt aan een online formulier waarin het werkelijk rendement opgegeven kan worden. De verwachting is dat dit formulier in het laatste kwartaal van 2024 dan wel het eerste kwartaal 2025 beschikbaar komt. Het is daarom geen noodzaak dat het werkelijk rendement vergeleken wordt met het forfaitaire rendement. Het is wel belangrijk om bezwaar te maken zodra de aanslag definitief wordt uitgereikt.

Actiepunten (samenvattend)

  • Bezwaar kan worden pas worden gemaakt nadat de aanslag definitief is.
    Wij vragen u zelf uw definitieve aanslag aan te leveren. Daarna maken wij pro forma bezwaar.
  • Het is nu wachten op hoe de Belastingdienst het format met betrekking tot de berekening van het werkelijk rendement uitkristalliseert.
  • Daarnaast zijn wij in afwachting van een andere belangrijke uitspraak van de Hoge Raad met betrekking op de vraag of belastingplichtigen die later formeel bezwaar hebben gemaakt ook in aanmerking worden genomen.
  • Op grond van de informatie die wij van cliënten ontvangen is het niet altijd goed mogelijk om te bepalen wat het werkelijk rendement is geweest in enig jaar. Met betrekking tot beleggingen in beursgenoteerde ondernemingen tellen de stortingen en onttrekkingen niet mee in de bepaling van het werkelijk rendement. Maar ook voor investeringen in beleggingspanden, de waardeontwikkeling van incourante aandelen, kapitaalverzekeringen etc. Over deze informatie beschikken wij in de regel niet. Om een globale opzet te kunnen maken voor de belastingheffing op basis van het werkelijk rendement in vergelijking met het forfaitaire rendement, hebben wij daarom aanvullende informatie nodig.

Raadpleeg voor meer informatie en de publicatie de website van de Hoge Raad.

Auteur: mr. Joey S. Spaans
Deze Blog is geschreven naar de stand van zaken per juni 2024.

Uil logo png

Meer informatie

Joey Spaans
Joey Spaans

Junior fiscalist
+31 (0)35 628 57 53
joey@habermehl.tax

nl_NL